Naar inhoud

Inclusie van studenten met een functiebeperking

Vraag om uitleg (01/06) van Thijs Verbeurgt, Brecht Warnez, en Koen Daniëls aan minister Ben Weyts.

De heer Verbeurgt heeft het woord.

Collega’s, de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) heeft recent een advies uitgebracht over de positie van studenten met een beperking in het hoger onderwijs, en hoe die te verbeteren. Er is natuurlijk reeds het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) dat hogescholen, universiteiten en beleidsmakers ondersteund bij het realiseren van inclusief hoger onderwijs, maar het is toch belangrijk dat we blijven inzetten op die participatie. Dat blijkt nog steeds een grote uitdaging.

Nochtans is inclusie in het onderwijs een noodzakelijke voorwaarde voor inclusie in de maatschappij. In zijn advies komt VVS met 31 adviezen. Ik ga die niet allemaal toelichten, maar die worden in drie elementen gebundeld: fysieke inclusie, academische inclusie en sociale inclusie. Men pleit onder andere voor een zorgcontinuüm binnen alle hogeronderwijsinstellingen waarbij veel voorkomende aanpassingen kunnen worden verankerd in basiszorg. Minister, ik ga ervan uit dat u het advies ook met veel interesse hebt doorgenomen.

Wat is uw reactie op het advies van VVS?

Welke maatregelen neemt u om de drempels voor studenten met een beperking zoveel mogelijk verder weg te werken?

Hoe evalueert u, in dit kader, de huidige werking van het SIHO?

De heer Warnez heeft het woord.

We weten allemaal dat het hoger onderwijs voor iedereen die zich wil ontwikkelen een belangrijke stap is. Voor studenten met een functiebeperking is dat niet altijd evident. Zij worden vaak geconfronteerd met extra obstakels of drempels die hun leerervaring kunnen bemoeilijken. Ik heb daar de afgelopen jaren heel wat vragen rond gesteld, omdat ik ook wat signalen kreeg van een aantal studenten. Ik ben heel blij met het initiatief van VVS, die inderdaad met 31 aanbevelingen komt voor een betere erkenning en ondersteuning van studenten met een functiebeperking in het hoger onderwijs. Het is een groot scala aan aanbeveling, zowel binnen als buiten het onderwijsveld. Zij willen een vlottere erkenningsprocedure voor faciliteiten voor studenten met een functiebeperking, toegankelijkheidsrondes met studenten, toegankelijke kamers in studentenverblijven, inclusiever openbaar vervoer, et cetera.

VVS wil ook dat mensen met een functiebeperking minder moeilijkheden hebben met het registratieproces en de administratieve lasten moeten worden verminderd. Ik denk dat dat een heel terecht punt is. Vandaag is het registratieproces voor een bijzonder statuut uitgegroeid tot een attestering van verschillende functiebeperkingen. Het bewijs van de functiebeperking kan enerzijds geleverd worden door een erkenning van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), Directie-generaal Personen met een handicap, of een verslag van het CLB. Anderzijds kan het bewijs ook geleverd worden door een registratiesysteem van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), dat is gebaseerd op die medische attestering.

Vandaag is het dus zo dat studenten die statuten niet automatisch krijgen. Ze gaan ook niet over van de ene naar de andere instelling. Ze gaan ook niet over van het secundair naar het hoger onderwijs. Ik denk dat dat niet meer van deze tijd is. Omdat elke student telt, moeten we die drempels uiteraard zoveel mogelijk minimaliseren, en het liefst wegwerken.

In een antwoord op mijn schriftelijke vraag van 22 december laatstleden gaf u aan dat er vandaag via het SIHO een pilootstudie loopt met de tool Speaksee AutoCaption. Dat is een tool voor studenten met een auditieve beperking. In een andere schriftelijke vraag gaf u aan dat er vandaag bijna geen doctoraatsstudenten met faciliteiten vanwege een functiebeperking zijn. Uit navraag bleek dat er op drie jaar tijd enkel aan de KU Leuven doctoraatsstudenten zijn aan wie zo’n bijzonder statuut werd toegekend, en dat waren er nog maar vier. Ik denk dus dat het daar ook nog niet helemaal ingeburgerd is.

Hoe ondersteunt en stimuleert u het beleid van de hogeronderwijsinstellingen op het vlak van inclusie van studenten met een functiebeperking?

Op welke manier garandeert u de toegankelijkheid van de hogeronderwijsinfrastructuur?

Welke regelgevende of andere initiatieven ziet u mogelijk om de administratieve last voor studenten met een functiebeperking te verminderen?

Ziet u mogelijkheden in het centraal harmoniseren van de statuten, zodat studenten niet telkens opnieuw een aanvraag moeten indienen bij de overgang tussen het secundair en hoger onderwijs, of als zij van instelling veranderen?

Kunt u meer toelichting geven bij het genoemde pilootproject van het SIHO? Op welke termijn loopt die pilootstudie? Wanneer verwacht men de resultaten? Wat zal men na die pilootstudie doen?

Ziet u de nood aan een specifiek beleid voor doctoraatsstudenten met een functiebeperking? Op welke manier zet u zich daarvoor in?

Aan welke van de 31 aanbevelingen wilt u deze legislatuur nog werken?

De heer Daniëls heeft het woord.

De VSS heeft een nieuw advies klaar. Zoals we dat gewend zijn, is het een degelijk advies. Dit keer gaat het over de inclusie van studenten met een functiebeperking. Het advies komt er naar aanleiding van verscheidene meldingen van studenten die hinder ondervinden in verschillende instellingen hoger onderwijs bij hun deelname aan het hoger onderwijs. Het gaat daarbij niet enkel over de erkenningsprocedure voor faciliteiten en handelingen van docenten, maar ook over de toegankelijkheid van gebouwen. Ook de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en van studentenkoten wordt aangehaald. Het gaat veel verder dan onderwijs alleen.

Concreet hebben ze 31 adviezen opgesteld, verdeeld in drie thema’s: fysieke toegankelijkheid, academische inclusie en sociale inclusie. Die focussen voornamelijk op soms praktische aangelegenheden aan de instellingen zelf. De vragen die we hier stellen zijn in een beleidsmatige context, tot op het praktische niveau van een instelling. Het parlement, de regering of de minister kunnen aan dat laatste weinig doen. Ik vind het belangrijk om deze vraag hier vandaag te stellen, al was het maar om het thema op de agenda te houden. Op een aantal vlakken blijven er inspanningen nodig van u, minister, en van uw collega’s, want er zijn nog betrokken domeinen, van het SIHO en vooral van de instellingen hoger onderwijs.

Minister, hoe staat u tegenover de voorstellen vanuit VVS?

Op welke manier kunnen de voorstellen van VVS door de instellingen hoger onderwijs geïmplementeerd worden? Kunnen de studenten hierbij maximaal betrokken worden al was het maar voor de praktische zaken?

Hoe kunnen de instellingen hoger onderwijs onderling meer samenwerken om zo hun eigen en gemeenschappelijke expertise verder uit te bouwen? Hoe kunnen zij informatie doorgeven zodat de student als hij verandert van instelling niet opnieuw alles moet aanvragen en aantonen?

Op welke manier kan het SIHO de instellingen nog meer en beter ondersteunen bij eventuele leemtes?

Minister Weyts heeft het woord.

Minister Ben Weyts:

In 2020 sloot ik een convenant af met het SIHO waarbij ik hen vroeg om voortaan in hun werking te vertrekken vanuit het universeel ontwerp. Ik gaf hen specifiek bijkomende taken en we spraken samen een meerjarenplan af. Ik verhoogde hun werkingsbudget met afgerond 200.000 euro, wat bijna een verdubbeling was van hun werkingsmiddelen.

In de periode erna heb ik het SIHO nog als bijkomende opdracht de ontwikkeling en uitrol van het Vlaanderenbrede beleid rond mentaal welzijn toevertrouwd. Daarvoor hebben we nog eens middelen toegekend, en het SIHO ontvangt ondertussen recurrent om en bij de 700.000 euro.

Het doet me plezier dat VVS zich zo betrokken voelt en dat men de tijd heeft genomen om op het thema van inclusie in te gaan. Ik zal u dan ook een uitgebreid antwoord geven. We hebben in deze legislatuur al grote stappen gezet vanuit dat universeel ontwerp naar een zo inclusief mogelijke samenleving en onderwijs.

Met betrekking tot fysieke toegankelijkheid is op het vlak van infrastructuur in februari van dit jaar een aanpassing van de zogenaamde toegankelijkheidsverordening goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Deze zorgt ervoor dat elk publiek toegankelijk gebouw maximaal aan de toegankelijkheidseisen moet voldoen. Ook werkplekken moeten nu toegankelijk gemaakt worden.

Specifiek voor wat het hoger onderwijs betreft, volgt het regeringscommissariaat op dat de toegankelijkheidsnormen bij bouwaanvragen worden gerespecteerd. Ze vragen daarbij advies aan Inter en aan het SIHO.

Op het vlak van huisvesting is toegankelijkheid en omkaderd wonen belangrijk. Instellingen nemen de vraag voor aangepaste kamers ook systematisch op in de onderhandelingen bij samenwerkingen met private residenties. Daar zijn dus positieve evoluties. Ik ga hier niet verder op in omdat dit vorige week al uitvoerig werd besproken in de commissie Wonen.

Voor het openbaar vervoer werken we samen met het VAPH. Instellingen organiseren via die subsidie vervoer van en naar de les voor studenten met een beperking. Studenten kunnen ook een tegemoetkoming krijgen inzake de verblijfskosten. Naast die fysieke toegankelijkheid, heb je natuurlijk ook de digitale toegankelijkheid, waaraan we toch een serieuze duw gegeven hebben. Op dat vlak hebben we natuurlijk lering getrokken uit corona. Maar ik ben blij om te zien dat de instellingen in het kader van het Voorsprongfonds met heel veel projecten ook een bijdrage leveren op dat vlak voor inclusief onderwijs. Denk aan de uitbouw van blended learning, lesopnames en dergelijke. Ik maak dan misschien ook een bruggetje naar de vraag van de heer Warnez rond pilots van Speaksee AutoCaption. Daar zien we dat studenten met een auditieve beperking de tool konden uitproberen, om te kijken of die doeltreffend is om in te zetten in diverse onderwijscontexten. Die is ondertussen afgelopen, en was positief in die zin dat na de pilot een aantal studenten Speaksee ook aangevraagd heeft als leermiddel bij onze diensten, dus bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI).

Via adviescoaching- en vorming zetten we via het SIHO ook in op de professionalisering van medewerkers op het vlak van digitale toegankelijkheid en hulpmiddelen, ook daar, opnieuw, door de bril van een universeel ontwerp. Op een lerend netwerk van ondertussen twee of drie weken geleden kwamen bijvoorbeeld veertig medewerkers van ICT, onderwijskwaliteit en inclusiecoaches van de instellingen samen rond een compenserende software Alinea. Dat is een lees- en spellingssoftware die oorspronkelijk is ontwikkeld voor dyslexie, maar die we via Lees voor! Vlaanderen ook aanbieden aan leerlingen in het leerplichtonderwijs. Die tool wordt nu in diverse onderwijsinstellingen inclusief aangeboden aan alle studenten die er gebruik van willen maken. Er wordt ook uitgewisseld over de module eXamode, die speciaal ontwikkeld werd met de producent, zodat Alinea ook in een beveiligde omgeving zelfs voor examens ingezet kan worden. Dat kan echt wel een goede tool zijn, met een administratieve vereenvoudiging voor docenten tot gevolg. Die software zal ook ter beschikking worden gesteld in de starttoetsen in de lerarenopleiding, zodat studenten met zorgnoden die toetsen optimaal kunnen afleggen. Ook daar is er opnieuw een universeel ontwerp.

Er beweegt zich dus wel wat positiefs op het vlak van digitale toegankelijkheid, vooral ook door het samenbrengen van verschillende professionals over de grenzen, zelfs over beleidsdomeinen en diensten heen. Het SIHO heeft ter ondersteuning van de diensten en instellingen hoger onderwijs een database voor ondersteunende technologieën ontwikkeld, zodoende dat de kennis breed gedeeld kan worden. Rond ondersteuning via speciale onderwijsleermiddelen heeft het SIHO, ook op onze vraag, de tool Book-a-Book ontwikkeld. Dat is een tool die studenten in digitale boeken voorziet, zodoende dat ze omzettingen kunnen laten maken of hun eigen ondersteunende software kunnen inzetten om de leerstof te kunnen verwerken. Dat netwerk bouwt men steeds verder uit. Momenteel hebben we een duurzame samenwerking met 205 uitgeverijen: 140 internationale, en 65 Vlaamse uitgeverijen. Dat is een stijging met bijna 20 procent ten opzichte van 2021. Afgelopen jaar werden er 1562 boeken aangevraagd, waarvan 1028 bij een Vlaamse uitgeverij en iets meer dan 500 bij internationale uitgeverijen. De levertijd was gemiddeld anderhalve week. Ook dat is intussen echt geoptimaliseerd.

Op het vlak van academische inclusie, maakt VVS opmerkingen over registratie en de faciliteiten aan de instellingen. Dat is inderdaad een belangrijk gegeven. Dat proces moet duidelijk en laagdrempelig zijn voor studenten. Het is wel zo dat het advies van VVS op dat punt niet helemaal accuraat is. Er staat geen geldigheidsdatum op attesten leerstoornissen. Er worden statuten over instellingen heen wel automatisch overgenomen, en studenten kunnen ook steeds eigen documentatie indienen. Dat geef ik aan als nuance.

Indien ze geen attest van het VAPH, Directoraat of CLB hebben, moeten studenten niet automatisch zo’n Vlor-bundel invullen. Ze kunnen altijd hun eigen documenten indienen en die worden ook vaak probleemloos aanvaard. Enkel in het kader van niet-blijvende beperkingen moet de documentatie worden vernieuwd, wat ook logisch is.

Faciliteiten moeten wel jaarlijks opnieuw geactiveerd worden, net om ook maximaal maatwerk te kunnen leveren naar elke student toe. Een masterjaar is bijvoorbeeld anders dan een eerste jaar en dus kunnen er andere noden en wensen ontstaan, zeker als het dan over stages gaat bijvoorbeeld.

Die procedures worden regelmatig geëvalueerd, ook studenten worden daarbij betrokken. Meer concreet worden op dit moment op basis van een analyse van het SIHO samen met de Vlor vereenvoudigingen doorgevoerd die trouwens ook aansluiten op ons nieuw leersteunmodel in het leerplichtonderwijs. Die attesten van het leersteunmodel zullen uiteraard ook aanvaard worden, en er is ook het voorstel om met één eenvoudige sjabloonbundel te kunnen werken.

Misschien moet ik ook meegeven dat heel wat hogescholen een statuut verhoogde zorg hebben. Studenten die uit de boot vallen omdat ze bijvoorbeeld geen documenten hebben of eigenlijk niet aan de criteria voldoen, kunnen ook via dat statuut verhoogde zorg faciliteiten krijgen.

Hogeronderwijsinstellingen nemen in hun tevredenheidsbevragingen ook vragen met betrekking tot bijzondere statuten en faciliteiten op, waardoor zij rechtstreeks de vinger aan de pols houden. Maar wat de studentenbegeleiders en zorgcoördinatoren betreft, dat zijn sleutelfiguren die intussen sterk ingeburgerd zijn en goed werk leveren. Sinds de regeling inclusief hoger onderwijs voegen we jaarlijks 4 miljoen euro toe aan de sociale toelage om studenten met verhoogde zorgnoden op te volgen.

Instellingen kunnen die middelen structureel inzetten voor de aanstelling van zorgcoördinatoren en studentenbegeleiders. In de lerende netwerken ‘inclusie’ en ‘studentenbegeleiders’ wisselen ze systematisch informatie uit over hun eigen aanpak en praktijken. In het kader van studenten met een functiebeperking heeft het SIHO ook het ondersteuningsmodel inclusief hoger onderwijs uitgewerkt, met een protocol van nodenanalyse, dat ook de actoren in het veld toelaat om de noden van studenten met een functiebeperking volledig in kaart te brengen, zowel op het vlak van het leren als van het leven.

Fiches rond mogelijke knelpunten per functiebeperking faciliteren dan nog eens de dialoog over de mogelijke knelpunten die men toch nog zou kunnen ondervinden. Aanvullend heeft het SIHO ook voor studenten concrete tools uitgewerkt die inzoomen op scharniermomenten, zoals bijvoorbeeld de overstap naar het hoger onderwijs. De tools worden zowel door instellingen als studenten gebruikt.

Na de implementatie van MoodSpace en de verdere uitrol werd ook de website van het SIHO op maat van de studenten in een nieuw jasje gestoken met een nieuwe sterke portaalsite.

Misschien is er toch nog iets wat ik even wil aanstippen, en dat is de zorgcontinuümbenadering die het SIHO introduceerde in zijn leidraad universeel ontwerp. Die volgt, en er wordt dus ook verhoogd ingezet op de implementatie van inclusieve faciliteiten.

Via de lerende netwerken van het SIHO zorgen we ervoor dat de instellingen zelf heel veel informatie uitwisselen en dat men dus ook verdere stappen zet om inclusieve faciliteiten nog verder uit te rollen. Dat is in volle beweging. In de praktijk zie je dat die aanpak zijn vruchten afwerpt, zoals een verhoogde inclusieve cultuur, ook op het vlak van leeromgeving en dienstverlening, administratieve vereenvoudiging zowel in het aantal statuten als in de organisatie van faciliteiten en toch ook de optimalisatie van de verhoogde zorg.

Tot slot is er de verwijzing in het advies naar inclusivmobility.eu. Dat is een platform dat trouwens ontwikkeld werd door het SIHO en de Vlaamse overheid, en hier hebben de Vlaamse instellingen informatie over hun eigen toegankelijkheid beschreven. Dat is bijzonder relevant voor inkomende studenten met een beperking.

Ook daar is het doel van die website inclusie, maar dan vanuit het perspectief van internationale mobiliteit, dus inkomende studenten met een beperking relevante informatie geven over het ondersteuningsaanbod, ruimer dan het fysieke aspect. Daarin beschrijven de instellingen trouwens hun contactpunten zorgaanbod, ook rond redelijke aanpassingen en hoe de procedures werken van documenten. Ook andere landen werken nu trouwens met ons platform. We zijn dus inspirerend voor het buitenland.

We nemen samen met het Europees Programma voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking (EPOS) en ook in onze Vlaamse beurzen maatregelen om mobiliteit voor studenten met een beperking te stimuleren. Studenten met een beperking krijgen een beurs om op voorbezoek te gaan. Daarbij financieren we ook de kosten van een begeleider. Tijdens het verblijf financieren we ook de extra kosten die er zouden zijn vanwege de beperking. Ik geef mee dat twee weken geleden het lerend netwerk focuste op inclusieve mobiliteit, specifiek op de werkgroepen die nu opgezet zijn in sommige instellingen, zoals die rond het thema buitenlandse stages. Het gaat erover hoe we studenten met een beperking nog beter kunnen ondersteunen wanneer ze naar het buitenland gaan om te leren.

Over sociale inclusie zijn we dit jaar al vaker in dialoog gaan. Naast de academische inclusie en het studiesucces, is de sociale inclusie ook van belang voor het mentaal welzijn, de identiteitsontwikkeling en burgerschapsvorming van studenten. Het is dus een hefboom voor democratisering. Het is niet voor niets dat we in MoodSpace aandacht besteden aan samen zorgzaam, samen sterk, en waar we voor het eerst Vlaanderenbreed initiatieven voor en door studenten samenbrengen.

Dan zijn er de poortwachterstrainingen, die we hebben uitgerold. Uiteraard is er nog werk aan de winkel. Dus ik ben blij met de suggesties. We hebben via het SIHO een actieplan lopen en zetten deze legislatuur concreet nog op de volgende aanbevelingen in: op het vlak van het zorgcontinuüm of het universeel ontwerp, loopt het lerend netwerk van het SIHO verder. Op de activiteitenkalender 2023-2024 staan bijvoorbeeld al vormingen en trainingen voor de verschillende stakeholders. Het SIHO begeleidt diverse instellingen die de uitrol van inclusieve faciliteiten voorbereiden. Er komen voor hen ook de inspiratietekst rond de Vlaamse en internationale praktijk en e-learning modules, zodat docenten meteen ook tips en tricks hebben.

Op het vlak van de registratie en faciliteiten zijn, zoals gezegd, het SIHO, de Vlor en de instellingen momenteel aan zet om de vereenvoudigde procedure uit te rollen in september. De samenwerking met het centrum voor leerlingenbegeleiding rond MoodSpace zal ook maken dat er verhoogd wordt samengewerkt rond leerlingen met zorgnoden. Instellingen houden verder de vinger aan de pols rond de uitrol van faciliteiten. Zij werken ook verder met het thema inclusieve faciliteiten en het thema stage.

Op het vlak van sociale inclusie zetten we verder in op samen zorgzaam en MoodSpace, en komt er vanuit het SIHO de leidraad rond inclusieve communicatie en events. Er komen dit jaar ook nog onlinetrainingspakketten die inzetten op professionalisering rond inclusie en universeel ontwerp. Zoals jullie weten zal het SIHO met professor Bruffaerts onderzoek doen naar de drempels bij het hulpzoekgedrag van studenten.

Als het gaat over toegankelijkheid en over infrastructuur, zetten we in op digitale toegankelijkheid via pilots, de database en vormingen. We zullen ook aan het SIHO vragen om na de afloop van het Voorsprongfonds een overzicht te maken van hoe we op die manier inclusie versterkt hebben.

In zake mobiliteit en huisvesting blijven we een voortrekkersrol spelen, maar we coördineren nu ook het project ‘Strenghtening Social Dimension’, dat inzet op de diverse dimensies van sociale inclusie waarvoor we ons als onderwijsministers in de Europese hogeronderwijsruimte hebben geëngageerd in het Rome Ministerial Communiqué. Dat zal net als voor inclusieve mobiliteit ook concrete raamwerken en tools ontwikkelen rond diverse thema’s, bijvoorbeeld rond beurzen.

De heer Verbeurgt heeft het woord.

Dank u voor uw beknopt en bevlogen antwoord, minister. Ik geef toch een paar reacties. Ik denk in alle eerlijkheid dat het goed is dat wij hier in detail op doorgaan, want het is wel een zeer belangrijk onderwerp. Het eerste wat mij opvalt, is het spanningsveld tussen de bezorgdheden die studenten overmaken en uw beschrijving van wat er al allemaal is gebeurd. Ik ontken niet dat er al heel veel gebeurd is, maar ik denk dat het toch toont dat er bij de studenten nog steeds heel veel zorgen leven. Bepaalde inspanningen zijn duidelijk nog niet tot op het niveau van de student geraakt. Ik heb er alle vertrouwen in dat men binnen VVS deze oefening ten gronde heeft gemaakt, vanuit de ervaring die studenten zelf hebben. Daar moeten we nog stappen zetten om de inspanningen die er op dit vlak zijn gebeurd, ter kennis te brengen bij de studenten. U verwijst bijvoorbeeld naar de automatische uitwisseling of overdracht tussen hogeronderwijsinstellingen. Dat blijkt bij studenten vandaag niet altijd de realiteit te zijn.

Een tweede element, en ook een beetje een reactie op de insteek van collega Daniëls, is de reeks van aanbevelingen op het niveau van de onderwijsinstellingen. Die laten zich niet zomaar in een decretaal of regeringsinitiatief vatten. Daar lijkt mij een rol weggelegd voor u als minister, om daar nog meer de aanjager te zijn van de instellingen. Via de regeringscommissaris, maar ook in rechtstreeks overleg kunt u ze blijven wijzen op de belangrijke rol die zij hierin te spelen hebben en u kunt hen daarin natuurlijk ook financieel ondersteunen. Blijf de instellingen rond de tafel brengen om dit thema hoog op de agenda te plaatsen. Ik kijk uit naar de inspanningen die u nog verder zult doen inzake het zorgcontinuüm. Dat is belangrijk, niet alleen in het leerplichtonderwijs, maar ook in het hoger onderwijs. Daar kijk ik uit naar verdere inspanningen.

Ik heb nog een korte vraag. Hebt u zelf al rond de tafel gezeten met VVS over dit advies om te kijken hoe de concrete uitrol van wat u hier hebt toegelicht, verder kan worden geoperationaliseerd richting de studenten?

De heer Warnez heeft het woord.

Dank u wel voor uw uitgebreid antwoord, minister. Ik heb een viertal puntjes waar ik nog een vraag over heb. Eén, heel kort: u zei dat Speaksee succesvol was voor de studenten met een auditieve beperking en dat studenten dit nu al kunnen aanvragen. Misschien is het wel zinvol om nog even concreter te zeggen of dit nu voor elke student beschikbaar is? Kan elke student dat aanvragen en hoe werkt dat juist?

Twee: wat uw punt betreft rond het feit dat het advies van VVS niet helemaal accuraat is als het gaat over de statuten die worden overgenomen. U hebt uiteraard gelijk dat attesten – medische attesten, attesten van het CLB enzovoort – niet zomaar vervallen. Het probleem ligt een stuk in het feit dat je dat jaarlijks moet aanvragen. Als je van de ene instelling naar de andere overgaat, is dat meestal op een moment dat een bepaald jaar voorbij is en dan moet je dat wel opnieuw gaan aanvragen. Als je in het eerste jaar een erkenning hebt gekregen als student met een auditieve beperking, om verder in het voorbeeld te blijven, vraag ik mij af of het echt nodig is dat je dat het jaar nadien opnieuw moet aanvragen. Je hebt wel je attestje van het feit dat je een auditieve beperking hebt, maar op dat attest staat ook wel of dat blijvend is of niet. Ik denk dat het toch wel mogelijk moet zijn, zelfs als je 12 jaar bent, om een bepaald statuut te krijgen dat je zou moeten kunnen behouden gedurende de hele leerloopbaan. Vanuit mijn eigen praktijk op het veld hinkt de automatische rechtentoekenning in het kader van hoger onderwijs vandaag ver achterop, ik denk dat we daar nog wat werk van moeten maken.

Wat betreft de studenten met een functiebeperking, klopt het dat we daarvoor op de instellingen zelf moeten rekenen voor een aantal praktische zaken die niet allemaal in het decreet vervat zijn, alhoewel we zelf een definitie in het decreet vastleggen rond studenten met een functiebeperking. Het zijn namelijk diegenen die bij het VAPH bekend zijn. Leerstoornissen en dergelijk zitten daar dan niet in vervat. Ik denk dat we daar wel eens een debat over moeten hebben.

Ik kom bij mijn laatste punt. U verwees zelf naar de financiering, de 4 miljoen euro die daarvoor ter beschikking werd gesteld via de studentenvoorzieningen (stuvo’s). Dat is vandaag vastgeklikt aan de VAPH-punten. De vraag is of dat vandaag nog zo moet zijn, en of we dat niet breder moeten opentrekken naar leerstoornissen.

Twee: dat is enkele jaren geleden ook vastgeklikt aan de spreiding van de studenten met een VAPH-statuut. Bij de instellingen wordt die verdeling nu gedaan op basis van studiepunten. Ik denk dat we dat eens moeten herbekijken. Een hogeschool of universiteit die vandaag inzet op studenten met een functiebeperking, wordt eigenlijk gestraft. Want je krijgt dezelfde middelen, maar daar staat tegenover dat studenten weten bij welke hogeschool of universiteit ze gemakkelijk terechtkunnen met hun functiebeperking. Je hebt een soort aantrekkingskracht als instelling. Ik denk dat we daar ook wel de financiering moeten herbekijken.

De heer Daniëls heeft het woord.

Dank u, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ik denk dat het goed is om alle elementen die u aanhaalt ook ergens samen te brengen. Ik kijk naar de site van het SIHO, waar je verschillende tegels hebt met wat je nodig hebt als student: ‘ondersteuning in het onderwijs’, ‘fiches’, ‘de overstap naar het hoger onderwijs voorbereiden’, ‘roadmap’ … Al die zaken zijn bij het SIHO al aangevinkt.

Naar aanleiding daarvan heb ik nog twee bijkomende vragen. Eén: je hebt niet alleen studenten die studeren in het hoger onderwijs, waar een aantal collega’s vragen over stellen, en die verder gaan, maar je hebt ook de instap in het hoger onderwijs. Dat is een belangrijke stap. Er is een goed initiatief van het SIHO: ‘de overstap naar het hoger onderwijs voorbereiden’. Dat is een soort vragenlijst, een checklist, om studenten met een beperking, die ze uiteraard al ervaren hebben in het secundair onderwijs, te helpen om die stap naar het hoger onderwijs goed voorbereid te kunnen zetten. We kennen die leerlingen in het secundair onderwijs. We weten wie dat zijn. Het CLB kent hen, het ondersteuningsnetwerk kent hen. Misschien is het wel raadzaam, minister, om dat traject met die studenten voor te bereiden, zodat dat een warme overdracht wordt tussen het secundair onderwijs en het hoger onderwijs. Op die manier vermijden we slechte ervaringen bij de start van het hoger onderwijs. Dat is één.

Twee, en dat heb ik ook heel duidelijk in uw antwoord gehoord: u hebt het initiatief in 2020 genomen. We zijn nu 2023, drie jaar later. VVS haalt nog 31 adviezen boven om bij te bouwen aan alle stappen die al gezet zijn. Ik denk dat dat een goede zaak is, want dat wil vooral zeggen dat er voor 2020 eigenlijk heel weinig was. We zijn dat nu aan het opbouwen. Mijn vraag is nu, zowel aan de instellingen hoger onderwijs, als aan VVS en het SIHO, om de adviezen die VVS geeft elk voor hun deel te bekijken en na te gaan waar dit verbeterd kan worden, aangepast kan worden, meer op maat gemaakt kan worden, zodat de student door de bomen van alle ondersteuning het bos van de effectieve ondersteuning nog altijd ziet.

Mevrouw Krekels heeft het woord.

Ik wilde nog even tussenkomen omdat ik over de communicatie van VVS met haar adviezen een schriftelijke vraag had gesteld. Die ging over de doorstroom naar het hoger onderwijs van leerlingen met een gemotiveerd verslag. Er is daar duidelijk een sterke doorstroom, bijvoorbeeld in het aso is het zo dat er procentueel meer studenten doorstromen met een gemotiveerd verslag dan zonder verslag. Als we het in de hele groep bekijken, met uitzondering van het beroepsonderwijs omdat dat toch meer arbeidsgericht is, is het zo dat leerlingen met een gemotiveerd verslag 83,9 procent uitmaken en de leerlingen zonder een verslag 87 procent. Die percentages liggen heel dicht bij elkaar en dat is wel heel krachtig. Dat wil zeggen dat onze manier van ondersteuning via die gemotiveerde verslagen en alle ondersteuning die we daarvoor voorzien, echt wel helpt en dat die studenten voldoende gemotiveerd zijn om dat hoger onderwijs aan te vatten. 

Het is natuurlijk logisch dat ze daar mogelijk ook nog wel wat ondersteuning nodig hebben. Dat is niet voor iedereen, niet voor alle soorten van problematieken zal dat nog nodig zijn maar zeker toch wel voor een deel van hen. Ik sluit me dan ook wel aan bij wat gezegd werd over de moeilijkheden die zij soms tegenkomen en waarvoor VVS dan ook die adviezen geeft omdat ik als logopediste soms ook nog gevraagd word om een dossier of een aanbeveling of dergelijke door te geven om te kaderen hoe we de leerling in een bepaalde periode van zijn middelbaar onderwijs of lagere school begeleid hebben. Dat vraagt wel wat papierwerk om dat in orde te krijgen.

Wat mij dan naar aanleiding van die schriftelijke vraag interesseerde, is natuurlijk ook de voortgang van de leerlingen. Hoe doen ze het dan in het hoger onderwijs? Daarvan worden geen cijfers bijgehouden. We hebben het decreet gestemd van de instroom en de optimalisering van de studie-efficiëntie. De Vlor had toen aanbevolen om een aantal indicatoren mee te nemen in de opvolging daarvan. Misschien is dat toch ook wel een belangrijke indicator die we daarin kunnen meenemen, namelijk op welke wijze en met welke snelheid de studenten met een gemotiveerd verslag doorstromen. De vraag is of dit kan worden bekeken, of wij dit als overheid kunnen bijhouden. Ik heb ook aan het SIHO gevraagd of zij al die cijfers bijhouden. Het lijkt me wel een indicator om mee te nemen. 

De heer Danen heeft het woord.

Misschien eerst en vooral dank aan VVS om dat advies op te stellen. Ik denk dat het advies gecombineerd met het advies van de minister, de tussenkomsten hier en ook de praktijken ter plaatse misschien wel voer zijn voor een hoorzitting, niet meer dit werkjaar, maar in het najaar. Ik denk dat daarin heel wat eten en drinken zit om wat beter op door te gaan dan dat wij nu in het bestek van een vraag kunnen doen. 

Toch nog dit. Ik ben ervan overtuigd – en ik hoop velen van jullie ook – dat werken aan inclusie niet alleen de studenten die er het voorwerp van zijn aanbelangt maar alle andere studenten. Het onderwijs moet ook voorbereiden op de samenleving en ik denk dat het goed is dat studenten met en zonder functiebeperking samen in de klas, in het hoorcollege, in het labo zitten en kunnen les volgen zodat ze voor een deel de samenleving van morgen kunnen voorbereiden. Daarom dank voor het advies en dank voor de inspanningen ter zake van de hogescholen en ook van het SIHO.  

Er zijn nog twee elementen die ik wil aanhalen maar ik zal heel kort zijn. Een eerste gaat over de rechtentoekenning en het doorstromen van de rechten, wat collega Warnez ook al aangehaald heeft. Ik denk dat we de drempel om verder te studeren voor jongeren met een functiebeperking zo laag mogelijk moeten leggen. Ik bedoel daarmee dat het niet zou mogen dat ze vanwege een beperking niet verder kunnen studeren. Eenmaal de faciliteiten toegekend zijn in een hogeschool of een universiteit, zouden ze eigenlijk min of meer moeten verankerd worden en meegepakt moeten kunnen worden naar andere instellingen of naar volgende studiejaren. Ik zou niet weten wat er verandert voor iemand met een beperking in de loop van de jaren of van twee jaar. Ik herinner u aan een soort van kafkaiaanse toestanden van vroeger waarbij mensen in een rolstoel, zonder benen, elke paar jaar naar de geneesheer moesten gaan om te kijken of ze nog steeds niet konden lopen. Ik zeg niet dat dat vandaag in het onderwijs zo is maar dat soort zaken moeten we toch absoluut vermijden.     

Hebben wij ten tweede, en dat is misschien wat fundamenteler, zicht in hoeverre de inspanningen die het SIHO en ook de minister en het beleid ter zake doen effectief doorstromen naar de onderwijspraktijk? Ik kan me voorstellen dat bepaalde scholen daar bijzonder veel inspanningen voor doen, andere wat minder. Ik zou graag weten hoe dat in onze hogeronderwijsinstellingen zit, welke op dat vlak goed scoren, welke minder, niet om ze te straffen, wel om te kijken hoe ze het nog beter kunnen doen. Daaraan gekoppeld lijkt het me interessant dat de instellingen ook aan de slag gaan met de jongeren met een functiebeperking die daar zitten, hen ook bevragen om te kijken hoe we het nog beter kunnen doen, wat we kunnen veranderen zodanig dat dit thema hoger op de agenda komt te staan en onze jongeren ook effectief kunnen verder studeren.

Minister Weyts heeft het woord.

Minister Ben Weyts:

Ik probeer om deze keer beknopter te zijn. Wat betreft de vraagstelling hoe je de hogeronderwijsinstellingen kunt aanjagen: we hebben ter zake ook regelmatig contact met de rectoren, maar vooral ook met de regeringscommissarissen. Maar het is wel juist dat veel nieuw is en dus zijn weg zal moeten vinden naar het veld. Maar ik denk dat alle betrokken partijen daar de neuzen in dezelfde richting hebben staan. We zitten natuurlijk regelmatig met VVS aan tafel, maar de laatste keer dat ze bij ons langskwamen op het kabinet was het advies in kwestie nog in ontwerp. Dat is dan voor een volgende bespreking.

Er was de concrete vraag of de inspectie beschikbaar is voor elke student. Ja, dat is op aanvraag. Dat gaat via AGODI. Maar dat wordt ook nog altijd constant geoptimaliseerd op grond van de lering van de gebruikers.

Wat er werd gezegd over de problematiek van de automatische rechtentoekenningen, wat ook door de heer Danen aangehaald werd, dat is allemaal juist. Maar het is wel zo dat als het gaat over de noden, de wensen, de mate en de manier van ondersteunen, die wel veranderen. Er is ook een verschil tussen een bachelor en een master, tussen iemand die stage doet en iemand die practica moet doen. Dat verandert wel. Dus er zal sowieso op regelmatige basis enig contact moeten zijn om net maximaal op maat te kunnen werken van de noden van de betrokken studenten.

De heer Verbeurgt heeft het woord.

Minister, dank u wel. Ik vind het wel een interessant punt omdat we vorige week de discussie gehad hebben over de registratie en de impact van de nieuwe werking en de ‘harde stop’ – zal ik maar zeggen – en registreren wat de impact is voor studenten met een functiebeperking. Ik denk inderdaad dat we dat goed moeten monitoren. Ik weet dat u de vorige keer aangegeven hebt dat we de data moeten bekijken. Ik zou toch ook met de instellingen bekijken of we die data zeker klaar kunnen hebben tegen 1 september om te zorgen dat we de impact goed monitoren en dat we daaruit dan ook eventuele conclusies kunnen trekken. Tot slot, aansluitend op wat collega Danen zegt, denk ik inderdaad dat dit interessante stof is om ons na de zomer eens in diepte over te buigen, zodanig dat we het beleid daaromtrent nog verder kunnen finetunen en ook eventuele onduidelijkheden tussen studentenvertegenwoordigers en het beleid verder kunnen uitklaren.

De heer Warnez heeft het woord.

Collega’s, we hebben veel woorden gebruikt over dit thema. Het is terecht een goed idee om in het najaar daarvan een prioriteit in het parlement te maken. Het is zeker ook een heel goed voorstel om dat te monitoren in het kader van de studie-efficiëntie. We hebben dat vorige week of twee weken geleden ook al gezegd. Ik kijk uit naar de verdere besprekingen hierover in het najaar.

De heer Daniëls heeft het woord.

Dit is inderdaad een thema om voldoende aandacht aan te besteden. We moeten de maatregelen effectief in de spotlight zetten. Dat is vandaag gebeurd. Het werk is inderdaad niet af. Wie er bij was op de studiedag van het SIHO heeft gehoord dat er nog heel wat ambities zijn om aan te werken. Ik stel vast dat ook in de instellingen hoger onderwijs de geesten rijpen en verder evolueren. Dat kan alleen maar positief zijn. Ik wil nogmaals de oproep doen om voor die warme overdracht tussen het secundair en hoger onderwijs te zorgen en om de studenten daar maximaal te ondersteunen, want het is dan twee keer nieuw voor hen. We hoeven die stap toch niet groter te maken dan nodig.

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.