Naar inhoud

Normen: Toegankelijke trappen en rolpaden

Uittreksel uit de gids voor het ontwerpen van een toegankelijk gebouw

Hoe maak je een roltrap of transportband toegankelijk?

Roltrappen en rolpaden moeten worden gecompenseerd om een optimale toegankelijkheid voor iedereen en op alle niveaus van het gebouw te waarborgen (zie fiches liften/trappen/trappenhuizen).

Bij het bestellen van deze toestellen moet erop worden gelet een model te kiezen met de volgende kenmerken

Een contrasterende trapneus zodat de gebruikers zich correct op een trede kunnen positioneren alvorens op te stijgen en af te dalen.

Het teken C1 "geen richting" moet vergezeld gaan van een geluidssignaal om te waarschuwen dat de persoon de trap in de tegenovergestelde richting probeert te gebruiken en dat er dus een valrisico bestaat.

Een vooraf bepaalde rijrichting. Roltrappen in twee richtingen maken het voor slechtzienden en mensen met een verstandelijke beperking moeilijk om hun weg te vinden.

Er moet een lichtsignaal worden geïnstalleerd om de ingang van de roltrap aan te geven. Als de roltrap omhoog gaat, moet het signaal onderaan, bij de eerste trede worden geplaatst en omgekeerd.

Een leuning aan elke kant van het toestel die 40 cm voorbij de neus van de eerste trede moet reiken.

Indien een loopband wordt geïnstalleerd, is een vrije doorgangsbreedte van 120 cm vereist op een horizontaal oppervlak zoals voor elke gang. Aangezien dit hulpmiddel toegankelijk is voor rolstoelgebruikers, is bovendien aan elk uiteinde een draaipunt met een diameter van ten minste 150 cm vereist.

Aangezien deze voorziening toegankelijk is voor rolstoelgebruikers, is bovendien aan elk uiteinde een rotatiezone met een diameter van ten minste 150 cm vereist.

Bij de installatie van de roltrap moet rond de metalen plaat een strook of tegels van 60 cm diep worden aangebracht om blinden en slechtzienden in staat te stellen de plaats van de roltrap te herkennen.

Bekijk de volledige gids in PDF-formaat