Naar inhoud

Normen: Toegang

Uittreksel uit de gids voor het ontwerpen van een toegankelijk gebouw

De ingang voor een persoon met beperkte mobiliteit moet dezelfde zijn als die voor valide personen, om niet te discrimineren. Om als toegankelijk te worden beschouwd, moeten de toegangsweg en de toegangsdeur aan bepaalde voorwaarden voldoen.

►VOOR WIE...

Voor iedereen, maar vooral voor :
- mensen in een rolstoel,
- mensen die moeilijk kunnen lopen/met hulpmiddelen...
- mensen met een hulphond (blinden of mensen in een rolstoel).

►WAAROM...

  • Mensen in een rolstoel of met hulpmiddelen hebben een bredere toegangsdeur nodig om gemakkelijk te kunnen passeren. Men gaat ervan uit dat 95 cm vrije doorgang nodig is om de rolstoel voort te bewegen met de handen aan de zijkant van de wielen of de hand aan de hendel van de elektrische rolstoel. Deze breedte is ook belangrijk voor mensen die gebruik maken van een tribune of een hulphond.

  • Voor en achter elke deur, op de toegangsweg en in de luchtsluis/entreehal is een draaibereik van 150 cm diameter nodig om een persoon in een rolstoel in staat te stellen een volledige U-bocht te maken. Deze draaiplaats is bijzonder belangrijk omdat de persoon te allen tijde moet kunnen omkeren.

  • Op de toegangsweg, bij de toegangsdeur of in de luchtsluis zijn geen treden of sprongen toegestaan. Een persoon in een rolstoel kan deze hindernis niet alleen nemen en zal uit het gebouw worden geweerd. Voor mensen op stands, krukken... is elk obstakel een bron van valpartijen.

Hoe maak je een toegankelijke toegangsweg?

Enkele verklaringen :

  • De vrije doorgangsbreedte moet ten minste 150 cm bedragen, zodat een persoon in een rolstoel te allen tijde achteruit kan rijden. Als de breedte over een lengte van maximaal 50 cm tot 120 cm wordt teruggebracht, moet er voor en na de terugbrenging een horizontale, obstakelvrije draaizone zijn.

  • De doorgangshoogte moet ten minste 220 cm bedragen om veilig verkeer voor visueel gehandicapten en blinden te waarborgen.

  • Indien de ingang van het gebouw ten minste 200 meter van het trottoir is verwijderd, moeten om de 100 meter ten minste twee zitplaatsen of een tweezitsbank worden geplaatst om mensen die slecht ter been zijn in staat te stellen langs het pad uit te rusten. Deze banken moeten buiten de 150 cm vrije ruimte van de toegangsweg worden geplaatst.

  • Het trottoir direct voor de bank moet horizontaal zijn en vrij van obstakels.

  • Aan één kant van de zitplaats of bank moet er ten minste een speciale ruimte van 90 cm breed en 130 cm diep zijn om een persoon in een rolstoel in staat te stellen naast een zittende persoon te zitten of zich naar de zitplaats te verplaatsen. Deze ruimte wordt bediend door een manoeuvreerruimte met een diameter van 150 cm, vrij van obstakels.

  • Er moeten afvoergoten zijn met schuine openingen van maximaal 2 cm om te voorkomen dat de kleine wielen van rolstoelen vast komen te zitten.

  • De verlichting moet visueel gehandicapten naar de hoofdingang leiden door een natuurlijke geleidelijn te vormen.

Bekijk de volledige gids in PDF-formaat